Na mijn anekdote van gisteren leek het me leuk om in deze tijden van Corona vaker iets over liefde te schrijven. Voor deze moet ik terug naar Koningsdag vorig jaar. Ik liep de Utrechtse vrijmarkt af en kwam langs een tafel waar een jochie, ik schat hem twaalf jaar, complimenten verkocht. Normaal ben ik niet zo sterk in het aannemen van complimenten – echte man, weet je, je doet wat je kunt en zo – maar nu ik ervoor zou betalen, leek me dat geen probleem. ‘Doe mij maar een compliment.’ De jongen bekeek me goed en smiespelde daarna wat met zijn moeder, die vervolgens iets op een papiertje kraste. Hij gaf het me met een grote, trotse zwaai. Ik las en bloosde, bedankte en betaalde. Nu ik nog meer thuis ben dan anders, zie ik het papiertje ineens weer staan in mijn wandmeubel. Ik weet zeker dat ik een paar keer heb geprobeerd het weg te gooien.