Ontmoetingen met bijzondere sujetten, dat is toch het leukste van vakantie? Mijn camera dient hierbij als wiggelroede. Als ik hem bij me heb, gaat er een radar aan, en durf ik ook meer. In de haven van Concarneau (in Bretons: Konk-Kerne) zie ik twee mannen in hun drooggevallen boot. Eropaf! Over het zeewier. Vriendin Megan volgt me op veilige afstand.
Het is twaalf uur en de besnorde van de twee heeft zichtbaar al wat Pastis in z’n mik. Hij heet René en heeft gelukkig een fijne dronk. Na twee zinnen in mijn beste Frans – gloednieuw want sinds de havo vrijwel ongebruikt – biedt hij mij een glas aan. ‘Heel aardig, maar iets te vroeg voor mij.’ De andere man, Raymond, geeft me gelijk: ‘Drinken? Doe ik ook nooit.’ Dan pakt hij zijn eigen literfles Lidanis en schenkt in. ‘Biertje dan maar?’ vraagt René. ‘Graag!’ (Hoeveel gastvrijheid mag je weigeren?) ‘Vrouw ook?’ ‘Nee, we delen wel’, antwoordt ze kordaat.
De mannen vertellen over hun boten, groot en klein, en de manier waarop je ze met één spaan kunt voortroeien. René geeft een demonstratie te water in een klein bootje (en komt zowaar heelhuids terug), Raymond laat zien hoe je dit met de grote boot zou doen. Maar wacht, er is meer: een enorme pan bouillabaisse die ik tevoorschijn moet helpen tillen. Megan deinst terug. Ze weet wat er komen gaat. Ze herinnert me eraan dat René net naast de boot heeft staan pissen, een detail dat ik jou, als lezer, wilde besparen. En ja hoor, daar plompt René, met die zojuist gebruikte hand, een glas onder in de dikke soep en reikt het mij aan. ‘Zeg maar dat ik allergisch ben’, roept Megan met brede lach. Ik pak het aan, drink het zonder aarzeling leeg en complimenteer de kok. Hoeveel gastvrijheid mag je weigeren?