Weet je nog, de tijd dat we een winkelwagentje vrijelijk mochten pakken? Maar we werden asocialer en maakten wagentjes kwijt. Niet handig. Daarop kreeg de winkelwagen een kettinkje en een gleuf waarin statiegeld moest. En moesten we de caissières storen voor wisselgeld. Niet handig. De caissières kregen nepmuntjes om uit te delen. Daarmee was het hele idee van statiegeld in één klap om zeep geholpen, maar niemand die het doorhad want we bleven de wagentjes netjes terugbrengen. We waren het nepmuntje als geld gaan zien, wat niet heel raar is, want geld is van zichzelf nep. Inmiddels gloort een nieuwe fase in de evolutie van de winkelwagenterbeschikkingstelling, zag ik vandaag bij mijn AH. Op een statafel staat – sta even stil bij de schoonheid van onderwerp en werkwoord – een bakje met nepmuntjes. Daar pakken we een muntje uit om een wagentje te ontsluiten. Na het boodschappen doen, maken we ons wagentje weer vast aan zijn voorligger en doen we wat een display van ons vraagt: muntje terug in het bakje, wegens schaarste “rondom” de muntjes. Niet handig. Ik voorspel een volgende fase: we slaan deze bezigheidstherapie over, maken onze karretjes na gebruik niet meer vast en laten de muntjes in hun bakje als herinnering aan een (waarschijnlijk tijdelijk) geslaagde heropvoeding.