In haar column in de Volkskrant van afgelopen dinsdag (kranten op de wc blijven actueel) wees Aaf Brandt Corstius me op het verschijnsel dat we niet meer ja zeggen als we het met een uitspraak eens zijn. In plaats daarvan hoorde zij twee jaar geleden ‘ECHT!’ of ‘MAAR ECHT’ als reactie op een simpele constatering dat de zon schijnt. Inmiddels is dat vervangen door ‘EENS’. ‘Kijk, dit vind ik een leuke capuchontrui.’ ‘EENS.’ Of: ‘IS OOK.’

Ik hoor heel vaak een ander soort ja, uit de monden van millennials. ‘Ga jij naar dat feest?’ ‘SOWIESO.’ ‘Ik ga zo eerst een patatje halen.’ ‘SOWIESO’. Dat de onbedoelde betekenis van ‘dat was ik toch al van plan’ in de reactie sluipt, weet men niet, evenmin als hoe je het schrijft (zo wie zo). Maar kennelijk is het, net als bij ‘ECHT’, onvoldoende om iets gewoon te bevestigen, andermans opmerking moet worden overtroffen. Net als wanneer je vertelt wat je een heel goede film vindt, de ander jouw enthousiasme totaal overneemt. ‘Goed?! Die film is niet goed, het is een van de beste cinematografische werken sinds het neorealisme.’ En daar gaat je onderwerp.

Zou het niet fijn als we in onze reactie iets langer bij de ander blijven? ‘Vertel, wat vind je zo leuk aan die capuchontrui?’ ‘Patat? That sounds like a plan.’ ‘Hé … wat leuk dat jij die film zo goed vindt. Vind ik namelijk ook.’ Maar ik ben dan ook een softie. Sowieso.